De Wil te Willen

wilde ik
Zaz leest Frankfurt
De titel hierboven klinkt een beetje nazistisch; maar Collega-Hobby-Filosofen weest gerust: dit gaat niet over Heidegger. Het gaat over Pindakaas. Alweer.
Het ging erom dat ik naar huis was gegaan zonder mijn geliefde stukjesloze pindakaas 600g. Mijn meest directe leeftijdsgenotigste collega’s waren het namelijk he-le-maal niet met mijn voorgaande pindakaas-uiteenzetting eens. Volgens hen. Volgens mij begrepen ze me gewoonweg niet.
“Dan pas je je wil maar een beetje aan!…”, bastte er een. “Aan De Realiteit…. Dan neem je dus Pindakaas Met Stukjes. Soms Krijg je nu eenmaal niet wat je Wil. Dan moet je genoegen nemen met minder.”
Een andere collega was het er roerend mee eens.
“Soms krijg je niet wat je wil. Dan kun je dat wel blijven willen maar daar maak je het jezelf alleen maar ongelooflijk moeilijk mee. Dan blijf je de hele tijd treurig kijken, terwijl je ook gewoon wat anders kan willen, zodat je weer blij kan kijken.”

Ik wist niet wat ik hoorde. Genoegen nemen met het suboptimale leven in plaats van streven naar een beter. Wat een oude wijven. Het is Alles of Niets en niets ertussenin.
Eigenlijk was ik niet zozeer ontzet als wel boos. Waar bemoeien ze zich mee. Als ik geen Pindakaas met Stukjes wil, dan is dat mijn Wil. Blijf van mijn Wil. Ik maak zelf wel uit wat ik wil. Ik kan toch niet vrijelijk mijn wil aanpassen aan de omstandigheden; dan is het toch geen wil meer?
Ik vond dat zelf allemaal heel logisch klinken. Maar dat overtuigt natuurlijk alleen iemand, die weet wat ie wil. Iemand met een flex-wil kan zijn wil prima aanpassen.
Weer kwam het argument naar voren dat ik dat heus wel kón willen, als ik dat wilde, maar dat ik het mezelf dan echt onnodig moeilijk maakte, terwijl dat helemaal niet hoeft. “Je hebt eigenlijk helemaal geen argument gegeven”, zei er een tegen mij.
Contented slave“, schreeuwde de ethica in mijn achterhoofd.
“Dus volgens jou moeten slaven, die ook niet best af zijn, hun wil maar een beetje aanpassen aan het feit dat ze geen vrijheid hebben?”, opperde ik. “Moeten ze zich er maar gewoon bij neerleggen dat ze niet vrij zijn, en maar niet meer vrij willen zijn?”. Dit argument maakte ook niet de indruk die ik gehoopt had.
“Ja, maar je trekt het veel te ver door. Dat heeft er allemaal niks mee te maken. Het gaat er gewoon om dat je soms niet krijgt wat je hebben wil.”
Te ver doortrekken? Hoor ik daar een hellend vlak? Nou werd ik echt sjagrijnig. Met het hellend vlak heb je nog helemaal niks weerlegd, alleen de stelling geponeerd dat een hellend vlak onwenselijk is. Gelukkig bleef de logicus in mij stil, anders was de borrel beslist in een knokpartij ge-eindigd.

Volgens de collega’s heb je een secundaire wil. Namelijk de wil tot willen. Je kan willen dat je iets wil. De wil wat je “wil” correleert daarmee met wat je “kan”. En als het even niet uitkomt, dan wil je niet wat je wil en dan wil je dus iets anders.
Een probleem ermee is, dat als er een secundaire wil is, er ook geen goede reden is waarom er geen tertiaire wil is. Of een kwartaire wil: de wil dat je wil dat je wil wat je wil. Ad infinitum.
Dat is alleen een probleem voor de hellend-vlak-gelovers. Daarmee hadden mijn collegae al overtuigd moeten zijn, want als ze Het Hellendvlak tegen mij durven aanroepen, dan mag ik dat ook bij hen. Hoe weet je nu wanneer je je wil moet bijschaven en tot hoe ver?
Als de pindakaas met stukjes ook op is en er wel een potje modder staat?
Het lijkt of je vrijelijk kiest maar je bent overgeleverd aan de meest voor de hand liggende keuze. Je moet je wil immers afstemmen op je mogelijkheden. Zelfs als je er het allerslechtst denkbare leven, zoals de contented slave, op nahoudt? Er is eigenlijk geen reden om alles wat je overkomt je niet te laten overkomen.
Maar goed, dat is dus hellend vlak versus hellend vlak en hoeft nog niemand te overtuigen. Ergens denk ik dat de secundaire wil vooral voorkomt bij mensen die het intens goed hebben. Wie heeft moeten knokken voor een boterham, heeft leren weten wat ie wil. Dat, zo begrijp ik uit dit stukje, vonden de communisten ook. Oblomovisme was klassegebonden.
Sociologie is alleen geen ethiek, de vraag hoe te handelen wordt met zulke vermoedens hoe dan ook niet beantwoord. Hoe zit het nou… Toch maar pindakaas met stukjes?

Wordt dus vervolgd.

4 thoughts on “De Wil te Willen

  • september 28, 2015 om 1:53 pm
    Permalink

    Collega hobby filosofen weest nog geruster, het gaat ook niet over Schopenhauer, m’n verwijzing naar Heidegger sloeg op de verhouding wil / realiteit en dan te zeggen dat het dat niet is, in de zin van geen Metafysica van Presenz
    “Reales wird in Impuls und Wille erfahren. Realität ist Widerstand, genauer
    Widerständigkeit. Die analytische Herausarbeitung des Widerstandsphänomens
    ist das Positive in der genannten Abhandlung und die beste konkrete Bewährung der Idee einer »beschreibenden und zergliedernden Psychologie«”
    Daar gaat het dus allemaal niet over, geen realiteitservaringen als weerstand door middel van de wil…

  • september 28, 2015 om 2:02 pm
    Permalink

    Collega hobbyfilosofen wees nog geruster, het gaat ook niet over Aristoteles, Hiephoi apologoi,
    Τὰ δὲ 15 ποιητικὰ καὶ παθητικὰ κατὰ δύναμιν ποιητικὴν καὶ παθητικὴν καὶ ἐνεργείας τὰς τῶν δυνάμεων, οἷον τὸ θερμαντικὸν πρὸς τὸ θερμαντόν, ὅτι δύναται, καὶ πάλιν τὸ θερμαῖνον πρὸς τὸ θερμαινόμενον καὶ τὸ τέμνον πρὸς τὸ τεμνόμενον, ὡς ἐνεργοῦντα. 20 τῶν δὲ κατ᾿ ἀριθμὸν οὐκ εἰσὶν ἐνέργειαι ἀλλ᾿ ἢ ὃν τρόπον ἐν ἑτέροις εἴρηται· αἱ δὲ κατὰ κίνησιν ἐνέργειαι οὐχ ὑπάρχουσιν.

Reacties zijn gesloten.

Translate »
×
%d bloggers liken dit: