De EU en de familie achtbaan
Mijn jonge zus is altijd de zieligste omdat ze de jongste is. Dat is alleen niet zo. Ze is heus niet zo zielig als ze zichzelf manifesteert. Ik was met haar en mijn vader naar een pretpark, toevallig genoeg ook nog Europapark moest heten. Wat een verschrikkelijke tijd. Ik moest de hele tijd met mijn jonge zus die altijd zielig is die in het echt helemaal niet zo zielig is mee in de achtbaan. Na de 6e x had ik er schoon genoeg van maar mijn vader dwong af dat ik nog een 7e keer meeging in de achtbaan. Nou vooruit. Het kwam mijn neus en mijn oren uit. We waren er uit en pap wachtte ons op en Zus eiste dat ze nog een 8ste keer mee mocht in de achtbaan. Pap gaf haar gelijk want zij was de jongste en ik moest de wijste zijn.
De wijste! Nou ik ontplofte zo ongeveer. Wat is dat voor onzin. Als ik de wijste moest zijn, moest ik zeker niet mee. Ik wil niet nóg een keer in die stomme achtbaan. Moet ik soms overgeven. Alleen omdat Zus dat wil. Wat een marteling. Moet ik mezelf oneindig blijven door laten martelen zo lang als dat zij dat wil? Nee betekent nee. Pap zei al nee tegen haar, daar moet hij Zus gewoon aan houden. Nog 1 keer en dan niet meer. En dan zou ik nu niet nog een keer moeten? Mijn familie wilde daar niet aan dus ik moest het afdwingen maar ik had niets om het mee af te dwingen want mijn vader was de autoriteit en mijn zus was mijn enige machtsmiddel maar die keerde zich tegen mij. Tegen mij! Na alles wat ik voor haar gedaan heb.
Ik was echt radeloos. Want je hebt geen auto en geen geld dus naar huis kan je ook al niet. Terwijl je in het midden van de rimboe Duitsland zit en als 12-jarige nauwelijks Duits spreekt. Ik was kortom zo fascistisch kwaad als een Duitsland en had niet de mogelijkheid van Engeland om een eigen koers te varen omdat ik niet zo groot was als Duitsland maar zo klein als Nederland. Als ik nog een moeder mee had maar die was er even niet, dan was zij natuurlijk een Zwitserland en dan gingen al mijn andere broers en zusjes de Spanjes en de Polen uithangen: partij trekken tussen mij en mijn zus. Maar dan niet zo, dat er een eerlijke uitkomst uit kwam. Er kwam alleen een stagnatie van zetten; kortom een deadlock waaruit niemand kon zien dat ik aan alle kanten gelijk had en dat het nu toch echt eens afgelopen moest zijn omdat het anders nooit afgelopen is en ik nog 20 x de achtbaan in moest.
Die achtbaan was dan ook nog eens Russisch en die heette: MIR. Vrede. We krijgen alleen lieve vrede in de familie als we tot kotsens toe in de achtbaan zitten. Het probleem had alleen kunnen worden opgelost als mijn vader, de echte Duitsland, al eerder had gezegd bij de 6e x: nog 1 x en dan is het Schluss. En dan ook voet bij stuk hield. Dan was het voor Zus dragelijk geweest en voor mij ook nog. Dan had Zus Pap voor rotte vis (c.q. Nazi-Duitsland) uitgemaakt en daarom deed Pap dat niet. Een nieuwe tussenoplossing was geen tussenoplossing meer maar in het voordeel van de achtbaan-martelaars, omdat toeschietelijk zijn een eerdere keer je nee bij een tweede keer volstrekt ongeloofwaardig maakt. Dat snapte ik toen ook al, als mini uk van 12 een mini-Nederland zijnde. Je kan best zeggen: 1x en niet nog eens. Maar dan moet je het ook echt houden bij dat “en niet nog eens”.
Ik gilde het halve park door dat dit een schandaal was en een drama; terwijl ik dat normaal echt nooit doe en me daar vreselijk voor geneer. Dit kon gewoon echt niet. We stevenden af op het familiaire equivalent van een derde wereldoorlog. Ik was geen eiland en kon nergens heen maar ik besloot toch een solokoers te varen door het pretpark en mijn familie te laten voor wat het was. Ik probeerde het leuk te hebben maar dat lukt niet erg, in je eentje. Er was een pleintje daar, het Nederland-plein en daar was het helemaal niet leuk. Er waren helemaal geen spannende attracties. Een klokkespel speelde elk uur Merck toch hoe sterck. Leuk hoor. Ik ging maar met het treintje mee een rondje door het park rijden. En tot overmaat van ramp, raakte ik ook nog mijn petje kwijt, mijn zwarte lievelings-spijkerpetje.
Aan het einde van de dag kwam ik weer terug. Iedereen was kwaad op mij en het was allemaal mijn schuld. Mijn vader was kwaad en mijn zus had de hele tijd gehuild dat ik er niet was en dat het allemaal paps schuld was en pap zei dat het zus schuld was. En ze waren heel erg bezorgd en dachten dat ik ontvoerd was of iets anders vreselijks. Hoe kon ik ze dat aan doen. Jaja. Ik weet beter. Niemand hoeft oneindig zich in een achtbaan mee te laten sleuren en ik heb mijn punt gemaakt. Ook al kon ik dat helemaal niet maken. Ik moest er wat van zeggen. Al kost het me mijn lievelingspetje.
Later hadden we het nog eens, maar dan in Carcassonne. Of was het nou eerder. Toen had een lekenoog kunnen denken dat ik me aanstelde, omdat ik in mijn eentje een andere kant op wilde dan de rest. Maar het probleem zat m, in dat Europapark-systeem dat er altijd is tussen ons drieën. Als vermeend boze boeman kun je niet oneindig partij blijven trekken voor het namaakslachtoffer. Er zijn al gauw te veel namaakslachtoffers. Iemand die niet voor de 8e keer een achtbaan in mag is niet zielig. We gaan nóóóóit mijn kant op. Soms moet je je positie als degene die altijd aan het kortste eind trekt, bewijzen door een doodenkele keer voor jezelf op te komen. Zie je wel, het wordt meteen een drama.
Ik heb al het gelijk. Waar ik zeg is het veel leuker. Ik ben ook nog eens het zieligst want we lopen door de zon en ik heb geen petje meer. Door hun! En ik moet het gelijk ook wel krijgen, want we kunnen niet oneindig de ramkoers volgen van het nepslachtoffer-Zusje zonder dramatische gevolgen dat ik echt moet overgeven of op het laatst de achtbaan uit val of haar een buil sla (en dan heb ík het weer gedaan) of iets anders ergs. Daar kon ik niet weglopen. Ik moest wel mee. Ik vraag nooit wat en als ik dan iets wil krijg ik het nog niet, al ga ik op mijn hoofd staan. Ik heb het ze nooit meer vergeven. Ze doen het zichzelf en mij aan.
We hebben het nu nog. Tot op de dag van vandaag. Nep-slachtoffer zusje verwijt mij: We spelen altijd spelletjes die “ik wil”. Rummikub. En nooit haar spelletjes. Haar spelletjes, dat zijn echt suffe spelletjes, Nijlpaard in de achtbaan, of Locomotion, echte zus-spelletjes. Nijlpaard in de achtbaan, die was nog wel het ergst. Dat wilde ik helemaal nooit spelen. Toch heb ik het nog vaak gespeeld. Dat moest ook van mijn oom en tante, voor de lieve vrede. Maar die spelletjes die ik vóórstel om te spelen, wil ik ook niet spelen, dat zijn de status quo spelletjes die ik voorstel, die onze goedkeuring allemaal kunnen wegdragen. Ze herkennen mijn diplomatie niet omdat het ze wel handig uitkomt. Wat ik echt wil, gebeurt nooit.
We spelen nóóit eens Schaak of Risk of iets dat IK wil. En waarom niet? Omdat Zus dan misschien verliest. Toen eindelijk zag de enige autoriteit die er wel was, het licht. We gaan nu de eerstvolgende keer Risk spelen. Ik ben niet meer thuis geweest. Niets is zo erg als eindelijk je zin krijgen. Het wordt waarschijnlijk heel vreselijk. Waarna niemand ooit meer Risk wil spelen. Het gaat mij ook niet om dat Risk. Als we maar echt niet Nijlpaard in de Achtbaan ooit nog moeten spelen, ben ik al lang blij.